Water speelt van oudsher een grote rol in het ruimtelijke beleid van de provincie Brabant. De uitdagingen rondom water zijn de afgelopen decennia enorm toegenomen. Het lectoraat Future Urban Regions, de Academie van Bouwkunst Tilburg, de gemeente Eindhoven en het Waterschap De Dommel zijn voor deze studio een samenwerkingsverband aan gegaan om nieuwe ideeën te ontwikkelen om bestaande watersystemen veerkrachtiger te maken.
Probleemstelling
De regio Eindhoven heeft sinds vele jaren te kampen met een toenemende druk op haar watersystemen. Er is wateroverlast door zware regenval, watertekort voor landbouw en het afvalwatersysteem behoeft herziening. De prestaties die de stad Eindhoven en de regio als ruimtelijk gegevens moeten leveren, worden in toenemende bloot gesteld aan nieuwe uitdagingen. Tegelijkertijd is een van oorsprong belangrijk waterlichaam, het 14 kilometer lange Eindhovens Kanaal, in onbruik geraakt. Concrete plannen voor een herstructurering ontbreken.
Opgave
Het Eindhovens Kanaal, als deel van de initiële waterinfrastructuur van Eindhoven en de regio, heeft zijn functie verloren. Kan het een nieuw functie krijgen en kan dit tegelijkertijd een aanknopingspunt zijn om de kansen en problemen betreffende watersystemen in Brabant verder te onderzoeken? Welke interventies dragen bij aan een meer veerkrachtige watersysteem voor deze Brabantse regio, de stad Eindhoven en het kanaal zelf. Wat zijn de ruimtelijke facetten van een mogelijke transitie? En welke stakeholders kunnen hiervoor benaderd worden (aangezien het gebied te omvangrijk en complex is voor de gemeente Eindhoven alleen)?
Methode
Het ontwerpend onderzoek is onderverdeeld in vier fasen. In de eerste fase is het Eindhovens Kanaal binnen het watersysteem in Brabant letterlijk en figuurlijk in kaart gebracht. In een tweede fase zijn er afzonderlijke concepten ontwikkeld voor mogelijke transformatie-thema’s, van concept tot ruimtelijke uitwerking. Vervolgens zijn, na een intensieve workshop in scenario-planning de voorstellen op verschillende wijzen in samenhangende strategieën omgezet en in sequenties getests. Daarmee zijn er 7 mogelijke ontwikkel-scenario’s gevormd (figuur 1). Deze scenario’s tasten in de breedte de mogelijkheden van de transitie-opgave af en proberen daarnaast een nieuwe identiteit te vormen voor het Eindhovens Kanaal. In een laatste fase is het scenario, dat het meest kansrijke geacht werd, in meer detail doorgelicht (figuur 2).
Resultaat
De individuele transformatie concepten zijn in te delen in vijf thema’s. Het kanaal als:
a. Nieuw gebied voor agricultuur en voedselproduktie; b. Deel van een groter water-balans-systeem; c. Nieuwe stedelijke habitat voor mensen en dieren; d. Bron voor het opwekken van blauwe energie; e. Alternatief op het bestaande waterzuiveringssyteem;
Toegepast op de totale lengte van het Eindhovens Kanaal lijken de individuele concepten onvoldoende realitisch; elk van deze projecten vergt, door de schaal van de transformatie, een significante (financiële) verantwoordelijkheid van één bepaalde partij. Daarnaast resulteert de projectie van een enkel concept op de gehele kanaalzone in een weinig subtiele functionele en ruimtelijke diversiteit van het kanaal zelf. Een voorstel gaat bijvoorbeeld uit van de groei van algen. Geprojecteerd op de schaal van het gehele kanaal zou het kanaal een 14 kilometer lange algenzone worden die stedelijke als ook landschappelijke gebieden op gelijke wijze doorkruisd. De vraag is of een dergelijke transformatie over de gehele lengte overal even succesvol of gewenst is.
Door verschillende concepten sequentieel te verbinden, ontstaan er ontwikkel-scenario’s waarbij het ene project profijt heeft van een ander project, er een logische volgorde ontstaat en een ruimtelijke en programmatische diversiteit.
Geschakeld leiden de individuele projecten tot 5 mogelijke ontwikkelscenario’s: 1. Een produktie-site (van zowel energie, als waterzuivering en voedselproduktie); 2. Een gebied voor aquacultuur; agricultuur op het water; 3. Een nieuwe stedelijke habitat, waarin er gestreefd wordt voor het gebied een gesloten kringloop te ontwikkelen; 4. Een nieuw watermanagementgebied, met wateropslag, het opwekken van blauwe energie als ook waterzuivering; 5. Een test-site, waarin ge-experimenteerd wordt met verschillende water-gerelateerde projecten.
De scenario’s die zo ontstaan, brengen interessante stakeholders naar voren die aan het begin van de studie niet vanzelfsprekend leken. Zo bestaat bijvoorbeeld scenario 1 uit een project dat blauwe energie opwekt door water ’s nachts met “ongebruikte” groene energie naar een hoger gelegen deel van het kanaal te pompen, en dit overdag, wanneer de energiebehoefte in het gebied groter is, terug te laten stromen en zo blauwe energie op te wekken. Tegelijkertijd kan de dynamiek van het water worden ingezet voor een tweede project: een alternatief waterzuiveringssysteem. Hierdoor wordt het water van het kanaal schoner, waardoor er agricultuur kan plaatsvinden (project 3) en er ook algen gekweekt kunnen worden (project 4). Als katalysator van het project wordt de transformatie van de voormalige Campina-fabriek aangewezen. (Figuur 2).
Het energiebedrijf komt als belangrijke stakeholder naar voren, waarna waterzuiverings- en agricultuur-bedrijven en overieg commerciele partijen aansluiting kunnen vinden. Was de transitie-opgave op een meer traditionele wijze benaderd, dan was waarschijnlijk het waterschap, de gemeente of een ontwikkelaar als belangrijkste stakeholder naar voren gekomen in het project.
Conclusie
In een korte periode zijn er niet alleen zeer verassende en prikkelende ruimtelijke scenario’s ontwikkeld voor de transformatie van het Eindhovens Kanaal specifiek en de waterproblematiek in de regio Eindhoven in het algemeen, ook tonen de voorstellen dat stedelijke systemen zoals water nooit op zichzelf staan, maar immer intrinsiek verbonden zijn met alle overige aspecten van gezonde verstedelijking: de materiële, sociale, culturele, ecologische en economische componenten (figuur 3).
De inzet van scenario-planning-technieken heeft niet alleen tot een verbreding en verrijking van de opgave geleidt, maar heeft ook een meer flexibele benadering van grootstedelijke problematieken mogelijk gemaakt en nieuwe inzichten gebracht die aan het begin van het onderzoekstraject niet vanzelfsprekend leken.
De mogelijk functies en stakeholders die deel zijn van het eindresultaat van deze studio, zullen de basis vormen voor een vervolgtraject en de verdere planning van de transformatie van het kanaalzone gebied.
credits
Studenten: Co van Griensven, Joske van Breugel, Joeri Schutte, Daan Steeghs, Joyce Verstijnen, Li Gubai, Jessica Stoop, Lieke van den Heuvel, Pim Wagemakers, Liudmila Neykova
Onderzoeker FUR: Marieke Kums
Docent: Jason Hilgefort (Land and CC)
Gast-critici: Cees van der Veeken, Peter Veenstra (LOLA Landscape Architects);
Directeur AvB Tilburg: Marc Glaudemans (tevens lector Stedelijke Strategieën, Stadslab);
Coordinator Stadslab: Reinout Crince
Stakeholders
Gemeente Eindhoven: Luuk Postmes (Senior Projectleider Adviseur Water), Solange Beekman (Afdelingshoofd Ruimtelijke Ordening), Karel Beljaars (Landschapsecoloog), Ellen van Rosmalen (Supervisie natuurgebieden),
Waterschap: Paul van Dijk (Adviseur Water & Ruimte, Waterschap De Dommel), Carel Nobbe (Strategisch adviseur, Waterschap Aa en Maas), Erik van Kronenburg (Planvormer Stedelijk Gebied, Waterschap De Dommel)